woensdag 2 november 2016

HANDEN AF VAN ONZE ADV-DAGEN!


vrijdag 1 juli 2016

Prettige vakantie!


vrijdag 20 mei 2016

Resultaat sociale verkiezingen


maandag 9 mei 2016

maandag 25 april 2016

AGRESSIEBELEID: (n)ooit van gehoord?

Resultaten recente enquête in het Sint-Maria leggen pijnpunten bloot.

Ondanks regelmatige artikels in de media blijft agressie één van de laatste taboes in de zorg. Echter, om de problematiek aan te pakken, dient men hem eerst en vooral bespreekbaar te maken. Uitspraken zoals: “Dat hoort er nu éénmaal bij” worden regelmatig gehanteerd om het probleem te minimaliseren en geven een verkeerd signaal. Doorgaans wordt de impact van agressie onderschat door de werkgever én de overheid. De gevolgen zijn nochtans niet minnetjes: stress, burn-out, ziekteverzuim …
Tussen 25 januari en 15 februari van dit jaar werd er in ons ziekenhuis een enquête (*) afgenomen bij verpleegkundigen, zorgkundigen, artsen, paramedici en administratieve bedienden die rechtstreeks in contact staan met de zorgvragers. Enkel de gegevens van de verpleegkundigen werden tot hiertoe verwerkt. De responsgraad bij de verpleegkundigen was 38% (136 op 357) wat niet slecht is gezien het scepticisme tegenover enquêtes in ons ziekenhuis (maar dat is een ander verhaal) Vijfendertig procent van de respondenten heeft meer dan 20 jaar werkervaring.
De resultaten komen in grote mate overeen met een studie van het  befaamde onderzoeksbureau TNO in Nederland (“Toenemende agressie jaagt personeel zorg uit,” 21/4/2016, AD.nl) TNO concludeert dat agressie door derden nergens zo veel voorkomt als in de verpleging en de gezondheidszorg.

(* In het kader van de bachelorproef van Andrej Saranov met als titel ‘Makkelijke slachtoffers? Hoe kan een agressieprotocol een meerwaarde bieden in het omgaan met agressief gedrag?’ aan de Odisee Hogeschool)
Enkele resultaten die voor zich spreken op een rijtje:
* Bijna veertig procent van de bevraagden is afgelopen jaar slachtoffer geweest van fysieke agressie.
* Bijna zestig procent van de verpleegkundigen wordt regelmatig geconfronteerd met verbale agressie door patiënten.
* Meer dan de helft van verpleegkundigen is minstens één keer slachtoffer geweest van verbale uitlatingen door de bezoekers.
* Een kleine 8 % van de verpleegkundigen had het afgelopen jaar te maken met psychische agressie. Onder psychische agressie verstaan we: elke vorm van intimidatie (ook seksuele intimidatie), verschillende vormen van bedreiging of stalken.
Gevolgen van geweld:

* 7 % van de respondenten heeft er aan gedacht om van werk te veranderen.
* 6,7 procent liep lichte verwondingen op bij agressie. Eén verpleegkundige heeft zware verwondingen opgelopen en werd zelfs werkongeschikt verklaard.
* 7,6 procent van de verpleegkundigen werd bedreigd met een voorwerp (wapen, gebroken glas of fles)

* 64% voelde zich onveilig of angstig tijdens een agressie-incident.

* Slechts één op vijf verpleegkundigen heeft geantwoord dat hij of zij zich ervaren voelt om met agressie om te gaan.

* Vierenveertig procent van de bevraagden vindt dat er te weinig personeel is bij een agressie-incident.

* 13 procent voelt zich niet veilig op het werk. Bij de vraag welke actie men onderneemt bij agressie is slechts 58% bereid om de confrontatie aan te gaan en het nodige te doen. De rest bevriest (32 %) of vlucht (10%)
Agressieprotocol: WA IS DA?
Bij de vraag naar kennis van protocollen en procedures rond agressie, gaf 48% van de respondenten aan er vertrouwd mee te zijn. Een kleine meerderheid gaf aan er geen weet van te hebben. Dit is wel een beetje vreemd want in ons ziekenhuis bestaat er momenteel geen agressieprotocol as such. Er bestaat wel bijvoorbeeld een telefooncascade bij agressie (wie wanneer te verwittigen in welke volgorde voor bijstand bij acute agressie) BBTK nam indertijd in het CPBW het initiatief hiervoor. Vóór deze procedure bestond, werd het personeel van de PAAZ regelmatig rechtstreeks opgeroepen door andere diensten om “patiënten te gaan pakken” (we kunnen het niet anders verwoorden) Het meldingssysteem kan mogelijks ook hieronder verstaan zijn. 35% had overigens geen weet van een meldingssysteem. Men is nu wel achter de coulissen bezig om een agressieprotocol uit te werken.
Nood aan een agressieprotocol … 
maar dit houdt ook een gevaar in!

Protocollen moeten helder zijn en niet alleen een papieren tijger. Indien een agressieprotocol niet of onvoldoende gekend, niet consequent toegepast in de praktijk en niet of onvoldoende ingeoefend wordt, bestaat het gevaar dat het gebruikt wordt als paraplu door de hiërarchische oversten waardoor het slachtoffer dubbel gestraft wordt. Dit kan zeker niet de bedoeling zijn.
Vorming?
57 % heeft in de enquête ooit een bijscholing of vorming gehad rond het omgaan met agressief gedrag. Dit jaar worden er 10 sessies in het ziekenhuis georganiseerd rond verbale agressie. De laatste sessie gaat door op 14 juni.
De meerwaarde van theoretische vorming rond agressie bestaat in het aanreiken van enkele handvaten maar in laatste instantie is ervaring de sleutel tot succes. Met ervaring bedoelen we: genoeg kennis hebben om een juiste inschatting te maken, collega’s die op elkaar ingespeeld zijn, de actieve kennis van opbrengtechnieken enz.  Opbrengtechnieken zijn echter niet zaligmakend: ze zijn handig om op ordentelijke manier bijvoorbeeld een agressieve demente bejaarde naar een veilige omgeving te brengen maar met bijvoorbeeld een hyperagressieve, flink uit de kluiten gewassen psychoot  of iemand in een pathologische roes ben je daar eigenlijk niet veel mee. Daar is vooral een overmacht aan personeel en eventueel bijstand van politie en brandweer van tel.
Het (subjectieve) gevoel van (on)veiligheid
Wat betreft gevoel van veiligheid in bepaalde situaties en op bepaalde plaatsen is het opmerkelijk dat rechtsreeks contact met betrokkenen, zoals een gesprek met patiënt en/of bezoeker overdag als meest onveilig beschouwd wordt. Verder wordt de parking aangeduid als meest onveilige plaats zowel overdag als ’s nachts.
Heel wat incidenten worden niet gemeld.
Uit de gegevens van het meldingssysteem blijkt dat in het jaar 2014 slechts een twintigtal agressie-incidenten werden gemeld. Dit is echter het topje van de ijsberg omdat het overgrote deel van de agressie-incidenten niet geregistreerd werden. Dit was te wijten aan de zeer omslachtige meldingsprocedure. Ondertussen is er een ander meldingssysteem ingevoerd in een poging dit probleem op te lossen.
Alle disciplines dienen betrokken te worden bij een ernstig agressiebeleid én hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Geringe (en dat is nog beleefd uitgedrukt ) interesse van de dokters voor de problematiek bleek spijtig genoeg al in het verleden.  De respons op de enquête  vanwege de artsen viel dan ook niet geheel onverwacht zeer magertjes uit. Agressie is niet enkel zaak voor psychiaters en urgentie-artsen maar de andere specialisten hebben hier ook een belangrijke verantwoordelijkheid, zeker wat betreft medicamenteuze preventie. Om het even stout uit te drukken: het personeel deelt in de klappen en de dokters strijken op veilige afstand het geld op?
Een voorbeeldje ter illustratie?
Een patiënt met een psychiatrische achtergrond wordt op een inwendige dienst opgenomen. De behandelend geneesheer beslist om de psychofarmaca van de ene dag op de ander te stoppen. Resultaat? Enkele dagen later wordt een verpleegkundige getrakteerd op een gebroken neus …
Waarom geen ‘agressiebeheersingsploeg’?
In sommige ziekenhuizen werkt men met een agressiebeheersingsploeg: dit is een team dat permanent oproepbaar is. In het UZA werkt men sinds 2009 met zo een team. De ploeg daar bestaat uit een vijftigtal medewerkers van diverse diensten. Bij een geval van agressie worden zij opgeroepen naar de plaats waar de agressie zich afspeelt en komen ze tussenbeide. Deze medewerkers krijgen ook een intensievere opleiding agressiebeheer.
Agressiebeleid goed doordenken
Een voorbeeld: een alarmknop op elke draagbare telefoon heeft maar nut bij plotse zware agressie als men ten eerste de telefoon consequent altijd bij zich heeft en ten tweede er ook daadwerkelijk snel hulp komt opdagen. Op momenten met een lage personeelsbezetting zoals ’s nachts is dat niet altijd even evident.

vrijdag 22 april 2016

Kandidaten BBTK-ABVV voor CPBW en ondernemingsraad (categorie bedienden)


Bart Van der Biest (42 jaar)
* (nacht)verpleegkundige PAAZ
* Lid ondernemingsraad 2004-2016, lid CPBW 2004-2012

Bart richtte in 2004 met een éénmanslijst bij de sociale verkiezingen BBTK-ABVV in ons ziekenhuis op. Buiten enkele regionale en nationale mandaten in BBTK (de socialistische bediendenbond) is hij sinds augustus 2008 ook lid van de Federale Raad voor Verpleegkunde (adviescommissie FOD Volksgezondheid) In de praktijk is hij de vertegenwoordiger én voorvechter van het ABVV voor de verpleegkundigen en zorgkundigen.  Bart is ondanks zijn relatief jonge leeftijd al meer dan een  kwarteeuw actief in de socialistische arbeidersbeweging, waarvan minder dan de helft in het Sint-Maria. In de jaren ’90 werd Aalst regelmatig “geteisterd” ;-) door scholieren- en studentenstakingen en andere jongerenacties. Het is daar waar Bart zijn eerste ervaringen opdeed als organisator maar ook leerde hoe scherpe analyses te maken en deze op begrijpelijke manier te communiceren … met de nodige humor uiteraard!

Ellen Swalens (26 jaar)
 * Vroedkundige Materniteit
* Jongerenafgevaardigde  en lid ondernemingsraad 2012-2016

 
 
 
 
Melissa Pardaens (30 jaar)
* Vroedkundige Materniteit
* Plaatsvervanger ondernemingsraad 2012-2016

 
 
De ziekenhuissector zal door de plannen van Maggie De Block de komende jaren een zware transformatie ondergaan. Hierbij lijkt het lot van de werknemers het minste van haar zorgen. Besparingen zijn immers het alfa en de omega van de huidige regering. Alle beroepsgroepen, zowel in de zorg als in de ondersteunende diensten, zullen het voelen. In zulke woelige wateren  heeft men een syndicale vertegenwoordiging met ervaring én het nodige “vuur” meer dan ooit nodig. Met onze weliswaar kleine ploeg combineren we ervaring en jeugdig enthousiasme.
 
Nu bestaat de ploeg van BBTK-ABVV uit 3 afgevaardigden: 2 effectieve leden in de ondernemingsraad (Bart en Ellen) en 1 plaatsvervanger (Melissa) Door een ongelukkige speling van het lot kwamen we tijdens de vorige sociale verkiezingen in 2012 tot tweemaal toe telkens 1 stem te kort om mandaten te halen in het CPBW (Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk) Wij hebben echter op dit vlak ook heel wat te bieden maar daarvoor verwijzen we graag naar ons apart pamflet over agressiebeleid. Kortom: ELKE stem TELT!

HOE GELDIG STEMMEN?

Je mag per blad maar op 1 lijst ‘bolletje(s) kleuren’: ofwel een lijststem bovenaan de lijst als je de volgorde van de kandidaten goedkeurt ofwel een bolletje kleuren voor de naam van de kandidaat die je voorkeur heeft. BBTK-ABVV komt enkel op onder de categorie “bedienden” voor zowel CPBW als ondernemingsraad.

Communicatiekanalen BBTK-ABVV Sint-Maria Halle:

* website: BBTKsintmaria.blogspot.be
* We posten ook regelmatig info op de gesloten facebookgroep “Algemeen Ziekenhuis Sint-Maria Halle”
* De muurkranten in de kelderverdieping
* pamfletten en affiches

woensdag 6 april 2016

Voorstel directie: gedeeltelijke uitbetaling wacht- en overuren

 
Einde van een SAGA?
 
Op de ondernemingsraad van 23 maart kwam de directie over de brug met een voorstel om (gedeeltelijk) komaf te maken met de wacht- en overuren die al jarenlang meegesleept worden. Dit voorstel kadert eveneens in de onderhandelingen voor een actualisering van het arbeidsreglement die ondertussen ook al langer dan een jaar aan de gang zijn …
 
Als BBTK-ABVV verwelkomen we dit initiatief en zijn we bereid verdere onderhandelingen aan te vatten over de concrete uitvoeringsmodaliteiten maar uiteraard hebben we ook enkele bedenkingen ;-)
 
 
cartoon boven: blog BBTK Sint-Maria juni 2009
 
Zoals de cartoon uit 2009 (!) duidelijk maakt, is het dossier van de overuren een mooie illustratie van sociaal overleg als wedstrijd met de langste adem of eerder een mini-uitgave van het absurd toneelstuk van Beckett: “Wachten op Godot.” In dit toneelstuk wachten 2 personages tevergeefs op een zekere Godot, een persoon die nooit zal komen. Maar kennelijk komt in het Sint-Maria Godot (Meneer Kiekens ???) na 7 jaar tóch opdagen … Het is altijd mooi meegenomen om aan de vooravond van de sociale verkiezingen goed nieuws te brengen.
 
Een nieuw record ...
 
Eind december 2015 klokte het totaal aantal overuren af op 16.120 uur: een nieuw record! In 2008 zaten we tegen de 10.000 overuren.
 
Vanuit de vaststelling dat een deel van deze overuren jarenlang worden meegedragen als ‘rugzakje’ en in de praktijk niet of moeilijk te recupereren vallen, heeft de directie een voorstel uitgewerkt om de excessen in de mate van het mogelijke te regulariseren door over te gaan tot uitbetaling … om nadien met een propere lei te kunnen herstarten.
 
Het voorstel van de directie bestaat uit 2 delen: de wachturen (TRWA) en de overige overuren (TRMU, TRBD, IR)
 
zakwoordenboekje SAGA
 
Gedurende de opstartfase van SAGA (de software voor het beheer van de uurroosters) werd overeengekomen tussen vakbonden en directie om de meeruren in verschillende tellers onder te brengen naargelang ‘afkomst.’ Door het systeem van vastklikken (‘s maandags wordt het uurrooster van de week daarop in SAGA vastgezet) krijgt het variabel uurrooster het karakter van een vast uurrooster. Wettelijk dient men minstens 5 dagen op voorhand zijn uurrooster te kennen: door het vastklikken wordt deze periode aanzienlijk verlengd.
 
STW: Saldo Tewerkstelling. Deze teller is de verhouding tussen de contractueel te werken uren en de reëel gepresteerde of ingeplande uren. STW is negatief: men heeft te weinig gewerkt. STW is positief: men heeft te veel gewerkt. De STW-teller op nul is dus de ideale situatie.
 
De verschillende overurentellers in SAGA:
 
TRMU: Te Recupereren Meeruren
TRBD: Te Recupereren Bijscholing/ Dienstvergadering
IR: Inhaalrust
TRWA: Te Recupereren Wachturen
 
De wachturen (TRWA)
 
De wachturen (beperkt aantal diensten zoals operatiekwartier, informatica, technische dienst, sterilisatie, medische beeldvorming) bedragen 2588 uur. Het voorstel is deze (in de toekomst systematisch per kwartaal?) volledig uit te betalen aan 100%. De toeslagen werden reeds uitbetaald toen de uren gepresteerd werden. De uitbetaling zou gebeuren op basis van het huidig loon, wat een voordeel inhoudt als je de indexering van de lonen en de baremaverhogingen in het achterhoofd houdt. Indien de wachturen al enkele jaren geleden gepresteerd werden (en dus aan een kleiner loon) levert dit een bonus op.
 
De andere overuren (TRMU, TRBD, IR)
 
Indien de som van deze tellers de grens van 65 uren overschrijdt, wil men deze uitbetalen aan 150%. Concreet gaat het over 1916 uur in totaal.
 
Vanuit deze invalshoek, in combinatie met eventuele wachturen, zijn er op een totaal van 45 diensten maar een paar echt als ‘problematisch’ te beschouwen: operatiekwartier, spoed, technische dienst en apotheek horen daar zeker bij.
 
Op de andere diensten gaat het meestal over individuen die er uitsteken. Vandaar dat het niet meteen aangewezen is om de overuren uit te drukken in gemiddelden aangezien dit een verwrongen beeld van de realiteit geeft.
 
De oorzaken analyseren
 
De oorzaken van systematische overurenopbouw of ‘niet-afbouw’ per dienst dienen grondig onderzocht te worden om nadien passende maatregelen te kunnen treffen. Anders dreigen de voorgestelde maatregelen een slag in het water te worden.
Kleine diensten waar personeel uitvalt waar niet (meteen) voor vervanging gezorgd wordt, belanden al snel in een problematisch scenario.
 
Op grotere diensten waar de tellers van de meeruren niet of onvoldoende afgebouwd worden, kan de vraag gesteld worden of er geen sprake is van een structureel probleem. Bijvoorbeeld dat ondanks het feit dat het personeelskader (budget) volledig ingevuld is dit eigenlijk in de feiten ontoereikend is of dat er iets grondig scheelt aan de werkorganisatie. Dit laatste is zeker het geval op operatiekwartier waar de werkplanning veel efficiënter kan. Hier is men mee bezig maar uiteraard is hiervoor de volledige medewerking van de dokters nodig en daar kan in ons ziekenhuis het schoentje wel al eens knellen …
 
In totaal zouden zo in theorie 4504 overuren weggewerkt worden. Het prijskaartje voor het ziekenhuis zou ongeveer 200.000 euro bedragen. De kost van de uitbetaling van (alle!) overuren wordt elk jaar via een raming in de boekhouding opgenomen en opzij gezet. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld de directie of de dokters daarvoor een boterham minder moeten eten maar dat hadden jullie waarschijnlijk al door … De vraag van 1 miljoen is uiteraard: wat met de 11.616 overblijvende overuren?
 
We begrijpen dat sommige collega’s graag een klein spaarpotje aan extra uren bijhouden: in tegenstelling tot sommige ziekenhuizen kennen wij hier bijvoorbeeld geen anciënniteitsverlof. Zolang dit de werkorganisatie van de dienst niet in het gedrang brengt, hoeft dit geen onoverkomelijk probleem te zijn maar er zijn wel degelijk grenzen. Het kan niet de bedoeling zijn om systematisch te gaan hamsteren.
 
Enkele kanttekeningen
 
We willen naar niemand een steen gooien maar als SAGA niet correct en tijdig wordt opgevolgd, is het mogelijk dat overuren gecamoufleerd worden in de STW-teller.
 
Een niet-fictief voorbeeld:
 
Een STW-teller die “+110” staat is niet normaal. Volgens de afspraken moet de STW schommelen tussen -16 uur en +16 uur na 13 weken (eerste kwartaal) om uiteindelijk na 26 weken (tweede kwartaal) op 0 te belanden. Om individuele controle van SAGA mogelijk te maken, werd besloten om elk personeelslid maandelijks een print van SAGA op papier te bezorgen.
 
In de praktijk blijkt dat de afspraken over de tellers in heel wat gevallen zuivere theorie blijven en eerder opgevat worden als een streefdoel. We begrijpen dat er nood is aan de nodige flexibiliteit hierin, uiteraard zijn daar ook grenzen aan. Ondertussen weten we nu ook al dat, buiten de bugs (*) in het systeem (*onverklaarbare fouten gegenereerd door de software) , de STW-teller “bokkesprongen” kan maken zoals bijvoorbeeld bij deeltijdse vaste nachten.
 
Een transparant beheer van het uurrooster
 
Bedoeling is dat op termijn elk personeelslid een persoonlijke log-in krijgt om SAGA via computer te consulteren. Zo kan je beter je uurrooster beheren (tellers in de gaten houden) en ben je minder afhankelijk van het diensthoofd hiervoor. De maandelijkse print van SAGA op papier is een “tijdelijke” oplossing dat echter heel wat voeten in de aarde had vooraleer het op alle diensten werd uitgevoerd. En we zouden er eerlijk gezegd niet van verschieten mochten er nu nog collega’s volledig uit de lucht komen vallen …
 
 
 
Nog een tip voor de directie …
 
Mochten er in dit pamflet cijfermatige fouten zitten of verkeerde interpretatie van de voorgestelde maatregelen dan is dat alvast niet de fout van BBTK aangezien alles met gespitste oren werd genoteerd op de ondernemingsraad.
 
Misschien kan de directie in de toekomst overwegen om dergelijke belangrijke voorstellen op papier te zetten zoals het een professioneel sociaal overleg betaamt. Bijvoorbeeld in het UZ Brussel verloopt het sociaal overleg voor een groot deel via correspondentie waardoor iedereen dit ook kan consulteren en van nabij opvolgen via de website van ABVV UZ Brussel. Dat bevordert alvast de transparantie en “sociale democratie.”.
 
Tot slot
 
Het huidig voorstel is, na vele jaren van immobilisme,  alvast een goede aanzet om het overurenprobleem ernstig aan te pakken maar als we dit vergelijken met de strikte wetgeving hieromtrent: that’s a long way to Tipperary!

zaterdag 27 februari 2016

Regering neemt deeltijds werkenden in het vizier: deeltijdse job = deeltijds leven?

De regering werkt momenteel aan een wetsontwerp dat de regels over deeltijds werk op een gevaarlijke manier versoepelt. Ze wil aan één van de meest kostbare aspecten van het leven van een werknemer raken, nl. het evenwicht tussen privé- en beroepsleven. Men hoeft heus geen kernfysicus te zijn om te beseffen dat dit een zware impact zal hebben op de zorgsector, nog steeds een overwegend vrouwelijke sector met veel deeltijdse arbeid.

De regeringsplannen in 3 punten:

1.  Geen duidelijkheid mogelijke werkuren in je contract
2.  Uurroosters krijg je pas dag voordien.
3.  Geen loontoeslag voor bijkomende uren

Deeltijdse werknemers worden vaak “als joker” ingezet “om de gaten op te vullen.” In ons ziekenhuis weet men op zeer creatieve wijze de wet op de meeruren bij deeltijdse arbeid (loontoeslag voor bijkomende uren) te omzeilen door het aanbieden van aparte dagcontracten.  Dit heeft in het verleden al voor opmerkelijke toestanden gezorgd … Om te beginnen worden zorgkundigen in ons ziekenhuis maximaal voor ¾ jobtime  aangenomen omdat (in de woorden van de directie) “een zorgkundige niet meer opbrengt.” Maar als er op een andere dienst een tekort dreigt (die niet kan ingevuld worden door de mobiele equipe) mag een zorgkundige plots wél bovenop zijn/haar  uren op de eigen dienst met een extra dagcontract elders aan de slag, zelfs als er op de eigen dienst tegelijkertijd óók een tekort is. “Rare jongens: die Romeinen,” reageert men in de Asterix-strips op dergelijke maffe toestanden …

Vandaag moeten de werk­nemers (zelfs in het geval van een variabele werkregeling) hun precieze werkroosters minimum 5 dagen op voorhand kennen.  In ons ziekenhuis is die periode zelfs iets langer door het vastklikprincipe in SAGA. Verder zetten de plannen van de regering ook de oproeppremie (*) voor deeltijdsen op losse schroeven (*50 Euro indien binnen de 24 uur ingesprongen wordt)

Het wetsontwerp van de regering voorziet eveneens dat algemeen verbindend verklaarde sectorale afwijkingen niet meer kunnen bestaan. Vroeger was er dankzij de sociale dialoog op sectoraal vlak een zekere stabiliteit in de uithanging van de uurroosters. Morgen zou de regering dit alles met één hand van tafel vegen.

Deeltijdse job, deeltijds leven?

Hoewel « Jobs, jobs, jobs » het steeds weerkerende refrein van de regering is, lijkt deze enkel onzekere en flexi­bele banen te willen scheppen. Deze nieuwe aanvallen op de deeltijdse werknemers past daarin. Voor de BBTK zijn de geplande maatregelen onaanvaardbaar. Ze zullen deeltijdse werknemers enkel kwetsbaarder maken, dereguleren en hen veroordelen tot deeltijds werk in een stelsel dat weinig marge biedt om hieruit te geraken en een « normaal » leven te leiden.

In werkelijkheid maakt een dergelijke variabiliteit het onmogelijk om twee banen te cumuleren. Het is onmoge­lijk om je privé- en beroepsleven op een degelijke manier te combineren. Je kunt geen stabiel gezinsleven leiden of echte toekomstplannen maken. Het zwaard van Damocles hangt voortdurend boven je hoofd.

Het begint stilaan duidelijk te worden wat Maggie De Block bedoelt met “de arbeidsregeling in de zorgsector dient aangepast te worden” De regering bewijst nóg maar eens enkel de belangen van de werkgevers en de rijken te verdedigen.

Een voorbeeld …
Virginie, halftijds opvoedster in de gehandicaptensector en samenwonende moeder:

“Vroeger had ik twee halftijdse jobs, nu maar één meer. Ik heb het vandaag moeilijk om extra uren te vinden via een andere job. Op financieel vlak is het zwaar om het hoofd boven water te houden. Gelukkig heb ik een partner die me steunt. Alleenstaande werkneemsters met kinderen moeten het nog moeilijker hebben! Met een loon van zowat € 900 à € 1.000 naargelang van de barema’s is het niet te doen. Momenteel halen we de buikriem aan en slagen we erin de eindjes aan mekaar te knopen. Door mijn arbeidsregeling kan ik wel tijd doorbrengen met mijn dochter (dat is de positieve kant van de zaak), maar kan ik niet doen wat ik zou willen met haar… Daar is niet genoeg geld voor en we moeten voortdurend keuzes maken. Er is geen plaats voor extraatjes, uitjes, hobby’s, ontspanning, … Je kan zo’n situatie een tijdje “accepteren” maar niet je hele leven lang. Ik zou graag extra uren vinden maar het lukt me niet. Concreet kan ik door mijn onzekere uurrooster niet gemakkelijk beschikbaar zijn voor een andere werkgever. Dat is een vicieuze cirkel.”

De komende jaren staan er ons heel wat hervormingen te wachten in de zorg en spijtig genoeg lijkt het lot van de werknemers in de plannen van Maggie van weinig belang.

maandag 1 februari 2016

Opleiding HBO 5 Verpleegkunde BLIJFT bestaan ondanks de tunnelvisie van de beroepsorganisaties.




De Algemene Unie van Verpleegkundigen van België (AUVB) stuurde op 8 januari een open brief aan minister Maggie De Block betreffende de hervorming van de verpleegkundige opleidingen. De inhoud en de toon van deze brief  liet de wenkbrauwen danig fronsen bij vakbondsvertegenwoordigers onder de verpleegkundigen. Een korte reactie.

De AUVB is de koepel van Belgische beroepsorganisaties van verpleegkundigen en stelt in het begin van de brief te spreken in naam van de 140.000 verpleegkundigen  die actief zijn in ons land. Laat ons toe deze boude uitspraak met een korreltje zout te nemen. De vakbonden vertegenwoordigen naast de andere beroepen in de zorgsector ook de verpleegkundigen maar in de praktijk durven de beroepsorganisaties dit ‘detail’ wel eens te vergeten …

Wij betwijfelen ten zeerste dat de visie van de AUVB op veel gejuich wordt onthaald bij de HBO5 verpleegkundigen (de vroegere A2) aangezien men deze collega’s niet langer de titel van verpleegkundige wil gunnen en men het bestaan van 2 opleidingen (bachelor en HBO 5) zelfs omschrijft als een anomalie: “[…] een opleidingssysteem dat tijdelijk diende te zijn, maar intussen al een halve eeuw bestaat.” Met allerhande internationale studies in de hand (die de link leggen tussen opleiding en de kwaliteit van de zorg) wordt de schijn gewekt dat de HBO 5 opleiding niet adequaat zou zijn. Dit vinden de vakbonden een brug te ver. Het gemeenschappelijk vakbondsfront van zowel het onderwijs als de zorgsector stelde verleden jaar dan ook 2 dossiers (*) samen om het nut van de HBO 5 te bepleiten bij de bevoegde ministers (*zowel Vlaams als federaal) In de open brief pleit de AUVB echter voor: “de invoering van één verpleegkundige titel voor de bacheloropleiding tot verpleegkundige die beantwoordt aan de Europese eisen (niveau 6 EQF),” en “invoering van één titel als gekwalificeerd intermediair die beantwoordt aan de Europese criteria van een hogere brevetopleiding (niveau 5 EQF)”

Wij vinden het een beetje ongepast dat de AUVB deze (oeroude) discussie blijft voeden terwijl zowel op Vlaams als federaal vlak in de praktijk de nodige beslissingen al genomen zijn. Er heerst op de werkvloer sowieso al de nodige nervositeit over de vele hervormingen die de zorgsector de komende jaren te wachten staat. Deze onzekerheid versterken door ‘oude koeien’ blijven op te rakelen, vinden we allesbehalve netjes.

Het gemeenschappelijk vakbondsfront langs Nederlandstalige kant heeft  afgelopen jaar, zowel voor als achter de coulissen, sterk gestreden voor het behoud van beide opleidingen en is verheugd dat de bevoegde ministers ons hierin volgen..

De situatie langs Franstalige kant is minder klaar aangezien hier de tweede opleiding gebrevetteerden aflevert (Europees niveau 4) in plaats van de gegradueerden (Europees niveau 5; vandaar “HBO 5”) langs Nederlandstalige kant.

De komende jaren is er nood aan extra verpleegkundigen, al is het maar om de collega’s die op pensioen gaan, te vervangen. Er is immers niet enkel de vergrijzing van de bevolking maar ook de leeftijdspiramide van de actieve verpleegkundigen geeft een zeer grijs beeld. Vandaag wordt 44% van de nieuwe verpleegkundigen in Vlaanderen opgeleid langs het HBO 5 filiaal. De instroom tot het beroep beperken door slechts 1 titel te behouden, de bachelor, is in de concrete context ronduit onverantwoord. De concrete noden in bijvoorbeeld de bejaardenzorg zijn niet te onderschatten. Nu komen er in België jaarlijks zo’n 2.000 bedden bij. Dat zouden er 3.500 per jaar moeten worden. Na 2024 loopt de vraag naar extra bedden zelfs op tot 6.000 à 7.000 per jaar… De personeelsbestaffing in de rusthuizen is nu al schrijnend!

Zoals eerder vermeld, verdedigen de vakbonden de belangen van de verschillende beroepen in de zorgsector en is een efficiënte en harmonieuze samenwerking tussen deze een belangrijke voorwaarde voor een kwalitatief hoogstaande zorg. De drang tot persoonlijk prestige van sommige bestuursleden van beroepsorganisaties is hierbij ongepast, zeker als men hiervoor bereid is een groot deel van de verpleegkundigen een mes in de rug te planten en te kwalificeren als “niet goed genoeg.” Beide opleidingen hebben elk hun plaats in de zorg en dat bewijzen de vele duizenden dag na dag, 24 uur op 24. Zij verdienen respect hiervoor en géén denigrerende opmerkingen, zeker niet van diegenen die beweren hen te vertegenwoordigen!